Wat een lawaai die Cicaden

Gepubliceerd op 12 augustus 2010
Huisslang
Huisslang
Elapha Quatorlineata
Elapha Quatorlineata
Ashiya heeft zijn natuur, dat wil zeggen bomen, bloemen, struiken en rivieren. Dat niet alleen, het heeft ook natuurlijk leven. Nou dat weten we. Niet alleen een slang in en bij ons huis, en niet de tuinslang, maar ook lawaai. Het bekende tropische lawaai van de zwoele avonden en hier ook vroege ochtenden. Dat op sommige plaatsen romantische achtergrond geluid is hier regelmatig oorverdovend. Elders geven we krekels de schuld, of in Holland soms de kikkers. Hier zijn het cicaden, niet van die kleintjes zoals we in Nieuw Zeeland zagen maar knotsen en enorme aantallen.
Kleiner Nieuw Zeeland exemplaar
Kleiner Nieuw Zeeland exemplaar
Wat een ogen
Wat een ogen
Het geluid wordt op andere wijze geproduceerd dan bij de krekel. De krekel maakt geluid door de bovenrand van een vleugel over de onderrand van de andere vleugel te halen, waarbij deze onderrand voorzien is van een dikke als een kam gekartelde ader. De vleugels dienen daarbij dan als klankbord. Ook niet door de poten over elkaar te halen, maar door een heel bijzondere specialisatie van hun lichaamsbouw.
Achter de kop, iets voor de plek waar het dubbele paar vleugels bevestigd is, zitten twee harde geribbelde zogenoemde tymbalen; die bestaan uit chitine= een harde met cellulose vergelijkbaar polysaccharide en polymeer ( het op een na meest voorkomende op aarde). Deze tymbalen zijn niet zichtbaar. Sterke spieren verbinden deze tymbalen waarbij ze geklemd worden tegen het eveneens verharde deel van het exoskelet, het tympanum.
De naam, tympanum, zegt het al het functioneert net als het trommelvlies in ons oor door het geluid te versterken, als het vel van een trommel, mede doordat dit tympanum het begin vormt van een holle ruimte in de buikholte of vanuit de luchtpijp, daar zijn de geleerde het niet helemaal over eens. In ieder geval is er een klankkast wanneer de beschreven sterke spieren aantrekken en ontspannen en de tymbalen in en uitbuigen of de tymbalen langs elkaar schuiven. Modulatie in het geluid ontstaat door de afstand, van de klankkast tot de boom waarop ze zitten, te variëren.
Het zijn, net als bij de krekels, alleen de mannetjes die het geluid maken om vrouwtjes aan te trekken ( vrouwtjes kunnen met hun vleugels klapgeluiden maken en gebruiken de resonantiekamer om hun eitjes te laten ontwikkelen ) en ieder dier heeft zijn eigen geluid. Beide geslachten hebben de tympani welke ook dienst doen als bij de mens om geluid te ontdekken. Bij de mens, trommelvliezen geheten, zijn ze tijdens de evolutie naar, wat wij noemen, het oor verplaatst; bij insecten kunnen ze overal in het lichaam zitten en zijn daar vandaan door zenuwvezels met het centrale zenuwstelsel verbonden, bv. de borstholte, de vleugelbasis, de buikholte, de poten etc. afhankelijk van de insectengroepen op aparte wijze geëvolueerd en vormen met hun vorm en structuur een hulpmiddel om de taxonomie van een soort te onderscheiden. Bij de cicaden zitten deze tympani bij de aanhechting van de vleugels en de mannetjes blijken hun gehoor uit te kunnen schakelen wanneer ze geluid produceren, volgens een bron, het hoe ervan vermeldt deze bron echter niet.
Cicaden variëren enorm in grootte over de wereld, er zijn soorten van wel 10 centimeter, niet maximaal een centimeter zoals in Nederland. In Japan zijn ze vaak 4- 7 cm met de vleugels meegerekend.
Graptopsaltria Nigrafascata
Graptopsaltria Nigrafascata
Present exemplaren
Present exemplaren
Nu verder over de soort. Het zijn zogenaamde snavelinsecten van de orde der Hemiptera= halfvleugeligen omdat bij een insect de vleugels uitgroeisels zijn van het exoskelet aan het 2e en 3e borstsegment en er sprake is van twee paar vleugels welke de voor en de achter vleugels worden genoemd. Deze voorvleugels zijn dicht bij de basis vast/ hard en membraneus aan het einde, hemelytra i.t.t. elytra bij de totaal verharde voorvleugels van de kever. Vandaar Hemi= half, ptera= vleugel.
Het zijn snavelinsecten omdat de boven en onderkaken zich ontwikkeld hebben tot een proboscis, van Grieks
Lange zuigsnuit goed zichtbaar
Lange zuigsnuit goed zichtbaar
pro "voor" and boskein "voeden" een snuit cq slurf voor het voeden door zuigen van sappen. In Nederland kennen we deze als spuug- en schuimbeestjes, die leven van de sappen van de groene delen van planten en bomen, het bladgroen, en lange tijd na uit het ei gekomen te zijn minstens 30 cm diep in de grond enkele jaren, 2- 8 jaren, als nymphe leven van de sappen van de wortels tot ze uitkomen en na een 6- 7 tal vervellingen, waarbij het exoskelet achterblijft op de tak waar ze inmiddels opgekropen zijn, volwassen stadium en vooral vleugellengte hebben bereikt.
Leeg exoskelet nog aan tak gehaakt
Leeg exoskelet nog aan tak gehaakt
Leeg exoskelet
Leeg exoskelet